Geloven Leren

Opinie en tools voor wie begaan is met het katholieke geloof


Vruchtbare Communie

309. Dinsdag na de Vijftiende Zondag na Pinksteren

Vruchtbare communie

Evenals de vorige week vermelden ook ditmaal communio en postcommunie van de Zondag beide uitdrukkelijk de eucharistie. Het laatste gebed is bijzonder schoon, maar het is bijna onmogelijk de Latijnse bondigheid in onze moedertaal bevredigend weer te geven. „Moge de kracht der hemelse gave (der heilige communie), bidden wij U, Heer, bezit nemen van onze ziel en van ons lichaam, opdat voortdurend háár uitwerking, niet onze eigen zinnen, aan onze daden richting geve.” Wij menen misschien dat de grote waardering der eucharistische genadewerking een vrucht is, voornamelijk gerijpt in de laatste tijden, sinds de heilbrengende decreten van Pius X. Maar eens te meer leert ons de mis van de Zondag, dat de eucharistische beweging naar haar wezen veeleer een terugkeer tot het oude christendom dan een vernieuwing moet heten. De opvatting over de uitwerking van het sacrament, die uit de postcommunie spreekt, zal in diepte en kracht niet licht worden overtroffen. Twee zaken dringen zich hier vooral aan onze aandacht op: allesomvattende en inwendige kracht.

1. De Kerk laat ons op de eerste plaats God smaken dat Hij door de communie „bezit moge nemen van ziel en lichaam beide” . Ook elders leert de liturgie dat de eucharistie haar werking uitstrekt tot het lichaam. In elke mis bidden wij met de priester: „Moge deze nuttiging strekken tot beveiliging van onze geest en ons lichaam” . En de Heer zelf opent een zoveel weidser perspectief dan de ingehouden bede van de canon met zijn woord: „Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage” ( Joh. 6, 54 ). Doch wat wij in de postcommunie van heden vragen heeft rechtstreeks betrekking noch op de physieke gezondheid noch op de heerlijkheid van de verrijzenis des vleses, maar op een totale werking van de eucharistische genade die zich uitstrekt tot de hele sfeer van het menselijk leven, tot ziel en lichaam beide. Zoals altijd zien wij bij de heiligen het duidelijkst wat de volle bloei van de genade betekent. Bij een Catharina van Siena, een Paschalis Baylon en zovele anderen veranderde de communie zelfs het uiterlijk tot een beeld van hemelse vrede en zaligheid. Zó werkt deze zoete en machtige spijze in een ziel die geen beletselen stelt en waar zij geheel vruchtbaar kan worden.

2. Maar deze werking gaat ook in de diepte, „richting gevend aan al onze daden”, stillend het rusteloze begeren, stimulerend tot nimmer moede liefde, het hart weldadig pijnigend met mateloze honger. Jesus is machtig om te werken in ons steeds door, onze ziel beheersend de ganse dag, gelijk de fijne geur van reukwerk hangt rond de vaas die er van vervuld was.

„De herinnering aan de voorbije communie en het wachten op de eerstvolgende zijn twee momenten die eigenlijk niet op elkaar volgen, maar die zich samenvoegen en ineensmelten … Dit uur van dwaze en stille liefde, die verrukkelijkst en verhevenst uur dat op aarde geleefd wordt, voor niets ter wereld zou men het willen missen. Deze samenkomst met de onvergetelijke Vriend, hoe zou men er niet naar toe rennen, al moesten de voeten er van bloeden, al moest men over de zwaarste hindernissen springen … Maar met welk een vreugde onderwerpt men zich niet aan die zoete veeleisendheid. De ware vrienden van de Meester doen waarachtige wonderen om niet één enige communie te missen (een communie … wanneer men er aan denkt wat een communie is! Ach! men slooft zich voor veel minder uit).” 1)

Willem Grossouw

Over Innerlijk Leven - Abonneren per email (dagelijks van 30/11/2014 tot 29/11/2015)