Geloven Leren

Opinie en tools voor wie begaan is met het katholieke geloof


De steen door de bouwlieden verworpen

123. Vrijdag na de Tweede Zondag van de vasten

In het evangelie van heden strijdt de Heer met het volk der Joden en hun leiders. Het zijn de laatste dagen van zijn aardse leven. Het conflict spitst zich toe. Het ongeloof van het volk wordt hardnekkig en ondoordringbaar. Jezus heeft hun de gelijkenis voorgehouden van de wijngaard en de pachters, die de enige zoon van de heer hebben vermoord. En Hij laat de priesters hun eigen vonnis uitspreken: „Hij zal die bozen boos verderven en zijn wijngaard verhuren aan anderen die op tijd hun vrucht betalen” . Dan zegt Hij: „Hebt gij nooit in de Schriften dit woord gelezen: „De steen die de bouwers wegwierpen werd de Hoeksteen” ?” ( Mt. 21, 42 ).

Jezus zelf is het door God gelegde fundament en tevens de sluitsteen van het hemelse rijk, — Hij, die in zijn menswording en aards bestaan onaanzienlijk leek en niet beantwoordde aan de aspiraties der Joden. Daarom werd Hij door de bouwlieden verworpen, door „de zijnen” die Hem allereerst hadden moeten aanvaarden. Maar door die afwijzing en door de tragische schuld van zijn broeders naar het vlees die Hem aan het kruis sloegen, heeft Hij zijn geestelijk volk, de Kerk uit Joden en heidenen, verlost en geheiligd.

1. Wij zijn geneigd met deze opvatting van de tekst te volstaan en begrijpen niet dat Gods woord voor alle tijden is en ook tot ons wordt gesproken. Wij begrijpen niet dat de verwerping van het goddelijke niet beperkt bleef tot de éne akt uit de geschiedenis van het heil. Het rijk Gods loopt altijd gevaar door de mens miskend te worden. Altijd weer gooien wij die éne Steen weg die door God is uitverkoren, omdat wij ons eigen zinnen en willen stellen boven Gods wil die zich, zoals toen, hult in onaanzienlijke gedaante. De steen die wij verwerpen is de kostbare parel waarvoor wij alles moesten prijsgeven.

Wij geven God de eer niet die Hem toekomt. Wij dromen met de zonen van Zebedeus van de eerste plaatsen in het rijk der hemelen en vermoeden niet dat deze heerlijkheid vlak vóór ons ligt, verborgen in vernedering, teleurstelling, ziekte, armoede, in elk kruis dat ik omhels als de wil van de Vader (maar zo ook alléén). Wij menen dat wij ten overstaan van Gods eer en wil kunnen kiezen en vergelijkingen maken, dat wij beter zijn dan „de anderen” , zo wij Hem een gedeelte geven van wat Hij vraagt en het overige voor onszelf behouden, — alsof er iets was, iets kón zijn, een domein van onze geest, een stuk van onze krachten, een fractie van onze tijd die ons zou toebehoren en niet Hem. Onze fout is niet zozeer dat wij teveel aan aardse goederen zijn gehecht, dat wij de geschapen dingen te hoog achten; maar onze fout is dat wij God niet hoog genoeg achten. Jezus sprak de taal van zijn tijd en zijn volk en zijn taal was daarom niet wijsgerig of abstract. Maar wij bevroeden toch iets van de volstrektheid en onvergelijkbaarheid Gods die zijn geest vervulden wanneer wij Hem horen zeggen dat God alleen goed is en dat wij mensen (zonder nader onderscheid), niet goed genoemd mogen worden: „gij die slecht zijt” ( Mt. 7, 11 ).

2. Wij verwerpen de Steen die door God is uitverkoren. Wij verwerpen de smaad en de armoede, wij vluchten het kruis. Wij wijzen de nederige gedaante af waarin het godsrijk zich in deze wereld openbaart. Wij gaan de arme mensen voorbij en zoeken de gunst van welgestelden. Wij minachten liefde en wij streven naar macht.

Wij zoeken onszelf en verwerpen Jezus, omdat niet een alles overwinnend geloof onze geest vervult met de gedachte aan God, de werkelijkheid van God die alles te boven gaat. „God zij u God.” Wanneer het ons geschonken wordt door beschouwing en onthechting de werkelijkheid Gods een weinig te beseffen, dan zijn niet langer vergelijkingen mogelijk en is er geen sprake van meer of minder, — dan is daar slechts de totale houding: aanbidding, sprakeloze verrukking en volkomen overgave. Zo iemand veracht de dingen niet maar hij kan het niet helpen dat zij hem weinig meer doen en dat zijn enige smart de ontrouw is van zijn eigen zwakheid en het verraad aan het godsrijk dat aldoor wordt gepleegd.

Willem Grossouw

Over Innerlijk Leven - Abonneren per email (dagelijks van 30/11/2014 tot 29/11/2015)